Van november 2007 tot juni 2009 woonde ik in Jeruzalem, studeerde aan de Hebrew University en deed onderzoek voor mijn PhD. Ik hield een blog bij, waarvan hier een voorbeeld.
Gasten Iris en Elke wilden nog wat meer zien van de Westoever. Ik wilde graag Ramallah en Nablus laten zien, en ze kennis laten maken met hun collega priester Fadi in mooi Zebabdeh. Meta wilde dat Zebabdeh waarover ik mijn mond altijd zo vol heb ook wel eens zien. En wij wilden haar graag mee.
We krijgen een pronte Chevrolet onder onze bipsen, en zo gaan we op pad, de auto schuddend van onze lol en verwachting. Achter de voorruit mijn roze kefiyyeh, om Palestijnen duidelijk te maken dat het goed volk is, ondanks de gele (dus Israëlische, dus potentieel aan settler toebehorende) nummerplaat. Bij het naderen van een checkpoint verhuist de dan plots discutabele kefiyyeh naar het handschoenenvak. En wat ging het makkelijk! Bij Qalandia kunnen we zo doorrijden. We brengen een bezoek aan de Gerizim, de heilige berg van de Samaritanen. Een besloten gemeenschap en een wereld op zich- zie los blogje.
Zelfs Huwara checkpoint is geen probleem. Geen Palestijnse auto komt hier doorheen: alle Palestijnen stappen aan de ene kant uit de bus, en gaan aan de andere kant per taxi verder. Wij, bevoorrechte Westerlingen in onze dikke auto met Israelisch nummerbord, wel. We banen ons een weg door bepakte en bezakte Palestijnen en toeren even later door Nablus’ brede straten. We maken een stop voor falafel, doen een rondje oude stad en ik informeer waar we koffie konden drinken. Nou, daar dat gebouw in en dan de lift naar de vierde verdieping. Vier Hollandse dames van wie twee witblond treden binnen. Als één man keert de voltallige bezetting van het koffiehuis zich om, allen op één lijn voor het raam, lurkend aan een waterpijp, allen vanzelfsprekend man. Testosteron wappert ons tegemoet- een licht Even Apeldoorn bellen-achtige situatie. Vijftig paar donkere ogen houden ons in de gaten, terwijl wij onze koffie drinken en koekjes eten.
Na een minuut of tien gaan wij maar eens kijken of er ergens anders nog een fuif is. Naar Zebabdeh. Rustig, mooi Zebabdeh, waar Fadi ons opwacht. Zijn vrouw Rubba, Jordaanse, heeft eindelijk een ID en kan dus Zebabdeb verlaten. Zij en Philip en Andrew zijn op bezoek bij haar familie – voor het eerst in jaren. Fadi staat nu alleen voor de schone taak ons Palestijnse gastvrijheid te betuigen. Hij slaat zich er goed doorheen, zij het met enige nervositeit. Terwijl we tomatensap en thee drinken, vertelt Fadi over het leven als predikant in een oorlogsgebied. Challenging, zegt hij. Iris neemt daarmee geen genoegen, en zo horen we over een kleine gemeenschap waarin niemand ooit helemaal vrij is van angst.
Om niemand te overbelasten, besluiten wij ‘s avonds een falafel te eten in een restaurantje en de nacht door te brengen in het guesthouse. Daar haalt Fadi ons de volgende ochtend op, om het ontbijt te gebruiken bij zijn ouders. Onvermoeibaar laadt moeder Fadi onze bordjes vol. Ook broertje Shadi zit aan, dezelfde levendige ogen en daarnaast een pijnlijke schouder, want hij heeft de vorige dag geholpen bij de olijfoogst (oktober is een drukke maand: die oneindige hoeveelheid boompjes moet worden geplukt, met de hand, olijfje voor olijfje). Elke Haarlemmerolie Herlaar (voor soepele spieren en omgang) biedt onmiddellijk haar diensten aan: een massage zou soelaas bieden, toch?
Dat idee wordt met enthousiasme begroet, en Elke laat er geen gras over groeien. Het ontbijtje, dat toch al in het teken van overvloed stond, krijgt nu een haast bacchanaal karakter. Shadi sluit zijn ogen en geeft zich over aan haar vaardige handen. Wij kijken toe en maken voor de hand liggende, doch onweerstaanbare grappen die cirkelen rondom ds. Herlaars vele en diverse talenten en taboes in de Arabische cultuur. Die laatste werpen in deze groene en schaduwrijke tuin overigens geen barrières op. Elke mag als beloning naast Shadi plaatsnemen op de schommelbank. Ze doet dit pas na drie keer daartoe te worden aangespoord, omdat zij de uitnodiging verstaat als een ritje op Shadi’s schouders, tot ieders onbegrensde hilariteit.
Het afscheid, nadat het ontbijt is geëindigd met halawi, Arabische koffie en baklava, is warm en vriendschappelijk. In Zebabdeh zijn we altijd welkom. Fadi belt nog even naar het checkpoint om de komst van drie Hollandse dames aan te kondigen. Geen probleem, laat ze maar komen, ze mogen er door. Vol verwachting klopt dus andermaal ons hart, als wij weer in de auto zitten. Maar daarover later meer.