Audio Keizersgracht kerk
Een tijd geleden was ik getuige van een opstootje bij het lege graf. Althans, bij een van de plekken in Jeruzalem die aangewezen wordt als Gethsemane. Dit Gethsemane ligt net buiten de Oude Stad, in een rumoerig en levendig deel van Oost Jeruzalem. Dat lawaai steekt mooi af tegen de tuin met inderdaad een rots in de vorm van een schedel en een leeg graf. Ik was er op een warme dag, in de week voor Pasen. Het was er druk, vooral bij het graf, uitgehakt in de rotsen. Maximaal twee mensen kunnen er tegelijk in, via een smalle ingang die ook de uitgang is. Daar ontstond een probleem: een Duitser en een Amerikaan wilden tegelijk naar binnen, en kregen daarover ruzie.
Dat noem ik de pelgrims-paradox: je wilde er naar toe, waar het echt gebeurd is. Ruiken hoe het er ruikt, zien hoe het er uit zien, voelen hoe het voet. Je hebt een lange reis gemaakt, en hier is het. Hier is het echt. Maar het is heet en lawaaiierig en de falafel is niet goed gevallen. En is het hier nou echt? Wat moet ik nu dan voelen?
Dat zoeken naar het echte doet me denken aan deze tekst over de ware wijnstok. Om eerlijk te zijn erger ik me er aan.
Voor mijn geestesoog verschijnen de leden van de hervormde jeugdvereniging, waarvan ik in een gevoelige fase lid was. Ik hoor hen misschien nog wel meer dan deze tekst. Bij de jeugdvereniging was Jezus de ware wijnstok, de enige ware wijnstok. Alle andere eventuele leveranciers van druivensap waren vals. Dat is niet gek: het concept ware wijnstok drijft op het idee dat er ook foute wijnstokken zijn.
De leden van de jeugdvereniging staan niet alleen: in grote delen Christenheid werkt dat idee over de ware wijnstok uitsluitend. Jezus is de toegangspoort tot een exclusieve genootschap, en een ieder die links of rechts van de vastomlijnde ideeen van dat genootschap afwijkt, valt buiten de boot. De ware wijnstok wordt een steil en naar concept, iets dat mensen buitensluit en creativiteit uitsluit. De volgelingen van Jezus, in de geval de leden van de jeugdvereniging, weten het precies, en staan met lineaaltjes klaar om te bepalen of je wel of niet bij de club past. En zo niet, dan is er het vuur.
Ook nog: die verdraaide verplichting van vrucht dragen. Voor je weet zijn de vruchten van het leven niet verrassing en verwondering, maar heilig moeten geworden.
Dat is een karikatuur van de jeugdvereniging hoor, en bovendien: het stoort me zo omdat ik dat zelf ook doe – denken in zwart-wit, in tegenstellingen. Streven naar perfectie misschien ook wel, niet meer overgeleverd zijn aan de rommelige tegenstrijdigheden van het leven.
Uit de Oud-Testamentische teksten spreekt ook iets van zwart/wit: een edele druif is een verwilderde wijnstok geworden – van alles goed, naar alles fout, een andere wijnstok brengt bittere, giftige druiven voort. Bij Micha zitten we helemaal aan de positieve kant: tevreden zit iedereen onder zijn of haar wijnstok, op die dag dat er geen vuiltje meer aan de lucht is.
In dat ietwat angstvallige onderscheid tussen goed en fout meen ik een groot verlangen naar echtheid te herkennen. Naar waarheid die richting geeft in het leven. Een reflex waar iedereen misschien wel gevoelig voor is, is om te denken dat waarheid en echtheid te vinden zijn in wat tastbaar, zichtbaar en onwankelbaar echt is. In helder onderscheid tussen recht in de leer en afwijkend. Waarheid wordt gelijk hebben. Echtheid iets dat uitsluit, in plaats van iets dat leven geeft.
Dat hoor ik in de tekst van vanmorgen: gelijkhebberigheid, buitensluiterij, en hijgerige drang om iedereen te overtuigen. Zuiverheid, echtheid, en radicaal wegsnoeien wat geen vrucht draagt. Tja, voor je het weet sta je beelden weg te hakken omdat ze niet zuiver zijn en niet overeenstemmen met de echte godsdienst.
Wat is nou de echtheid die leven geeft? Ik maak even een uitstapje naar Rene Gude, de denker des Vaderlands, die een paar maanden voor zijn dood zei: ‘Ik ben nooit op het idee gekomen om het vanaf nu heel anders te gaan doen. Daarmee verklaar je eigenlijk je leven voor waardeloos, alsof het allemaal voor niks is geweest. Maar al dat gekibbel en die zorgen, dat was je leven. Ik denk dat je, door min of meer door te gaan met wat je gedaan hebt, instemt met wat je gedaan hebt.’
Dat lijkt me zo waar en dat lijkt me zo echt. Het soort echtheid en waarheid dat ruimte geeft aan oepsen en twijfel. Het is de echtheid van tastend zoeken, af en toe bij de pakken neerzitten, er welgemoed het beste van maken. Niet van rechtlijnigheid.
De Paasparadox is misschien dat het leven tegelijk nietig is en groots. Het begint met ‘Stof ben je en tot stof zul je wederkeren’ op Aswoensdag. Niet om ons te kleineren, maar om te relativeren en ons te bevrijden van een al te groot ik. Het hangt allemaal niet zo ontzettend van ons af, en we hoeven geen overspannen verwachtingen te hebben van onszelf. Dan is er het beeld van de opstandig, dat daar dwars doorheen gaat – er kan veel meer dan je denkt, zelfs door de dood heen. Niet via het opgeblazen ik, maar via het afgelegde ik.
Rene Gude bleef doen wat hij deed, maar ondertussen leerde hij leven met de dood, en dat met behoud van speelsheid.
Als dat niet Paasachtig is.
Ik ben de ware wijnstok – ik laat de jeugdvereniging voor wat ze is, en maak ruimte voor nieuwe gedachten. Zullen we van de wijnstok een druivenrank maken? Dat past beter bij deze kerk ook.
Het lijkt me eigenlijk heerlijk om deel uit te maken van zoiets organisch als een druivenrank, met de belofte van zonnigheid, rijpheid, vruchtbaarheid en mooie en goede avonden die daarin mee klinkt. Dat is nou een fijne vorm van vruchtbaarheid. Dat je niet helemaal in je eentje begint als stekje, maar dat er al iets is. Dat groeikracht en vruchtdragen helemaal niet alleen van jou afhangen. Er is verbinding, er zijn dagen van zon en dagen van regen, soms wordt er gesnoeid, soms is er een jaar dat het tegenzit en dan weer is er sap in overvloed.
De druivenrank is een beeld van groei en bloei en flexibiliteit – de rank kan zonder problemen van Egypte naar Israel worden getransporteerd -, en van het tegendeel daarvan. Een beeld van het leven dus. En leven is niet rechtlijnig, niet statisch, niet onder een noemer te brengen. Zo gaat het met ons mensen. We zijn op zoek naar echtheid, maar vinden ons zelf ruziënd terug bij het lege graf. Het kan vast anders, maar het is ons niet duidelijk hoe dan.
Om terug te komen bij het begin: daar bij dat lege graf is het niet. De Opgestane staat voor het leven, en het leven is niet te te vinden in een leeg graf. Waar dan? Ik denk dat Rene Gude een punt heeft: daar waar wij het leven leven, met vallen en opstaan. Met acceptatie van wat is, zonder onze speelsheid te verliezen en onze dromen – omdat het soms echt anders moet.
Is dat het dan? Ja, en het is evengoed groots.
afbeelding: Grape Vines by Wynns Coonawarra (CC BY-SA 2.0)