Paasmorgen

Leven is een raadsel. Dat is misschien nog wel het meest voelbaar aan het begin en aan het eind van het leven. Tenminste, dat realiseerde me toen vier maanden geleden mijn kind op mijn buik werd gelegd. Overdonderd. Alle voorbereidingen in de negen maanden die eraan vooraf gingen, hadden me niet voorbereid op dat moment. Dat er opeens een kind is, dat het dat kind is, nieuw leven, los van mij, nu in de wereld. 

Dat leven een raadsel is, is ook voelbaar aan het eind bij de dood. Dat is minstens zo onbevattelijk als geboren worden. Net was je er nog, lieve mens, waar ben je nu? 

Met Pasen vieren dat raadselachtige dat leven is. Niet alsof de dood er niet is – want de dood is reëel en pijnlijk en dat voelen we. We vieren Pasen omdat het leven breekbaar, kwetsbaar en ongelooflijk waardevol is. Het mysterie dat we er zijn. Het menselijke vermogen om op te staan temidden van scherven. Om door te leven met de wonden die we allemaal opdoen. Om dan weer nieuwe zin te vinden. De ontdekking dat de stilte niet het einde was, maar dat er voorbereidingen werden getroffen voor iets nieuws.  

Pasen is geen succesverhaal, maar een tegenverhaal. Pasen is ook protest vanwege alle mensen van wie het leven eindigt in geweld, zoals dat van Jezus. Vanwege mensen die niet mee doen in deze wereld, omdat ze te arm zijn, niet het juiste paspoort hebben, niet de juiste kleur of godsdienst. Ook weer bij deze Corona-crisis: degenen zonder water, zeep, ziekenhuis. 

Hoe vier je dan Pasen, het leven, tijdens een Corona-crisis? In het evangelie van Markus lezen we de eerste reactie van de vrouwen die het graf van Jezus leeg aantroffen: ‘Ze vluchtten bij het graf vandaan, want ze waren bevangen door angst en schrik.’ 

Hun eerste reactie was angst. Wat dat lege graf betekende, geen mens nog die het wist. 

Het lege graf was niet een ontkenning van de dood. Het lege graf is een vraagteken, een struikelblok, een onverwachte onderbreking.

Tien jaar geleden ging ik in naar een van de plekken waarvan gezegd wordt dat het graf van Jezus daar is. Ik woonde toen in Jeruzalem, het was de Stille Week. Het leek me gepast, een kleine bedevaart. Het graf bevindt zich in een mooie tuin. Het was er niet bijzonder druk, maar voor de lage ingang van het graf, in feite een soort grot in de rotsen, stond een rij. De zon scheen fel. Een Duitser en een Amerikaan voor mij kregen ruzie. Over de vraag wie als eerste naar binnen mocht. 

Ik vond dat absurd en ook wel grappig. Dacht vrolijk: wat doen we hier dan ook. Het graf is leeg! Hier is niks te zien.

Nu denk ik: misschien had ik ook wat langer in de stilte van dat graf kunnen verwijlen. In de leegte ervan. Zoals het nu belangrijk is om stil te staan bij wat we missen. Zoals de vrouwen dat moesten. Wie ruimte maakt voor rouw, kan op nieuwe levenslust stuiten. Pas verderop, later, deden de vrouwen nieuwe ervaringen op, over hoe het leven doorging. Zoals wij nu ook niet weten hoe het leven straks zal zijn. 

De leegte die misschien wel dezelfde is als de tohoe wabohoevan de schepping. Een leegte die ook chaos is, nog niet geordend, nog niet voorzien van betekenis. Ze horen tenslotte bij elkaar: Genesis 1 en het lege graf, schepping en herschepping. Die leegte is angstaanjagend, zoals het lege graf dat ook was voor de vrouwen die ermee werden geconfronteerd. 

Pasen vieren nu is raar. De jongeren vertelde hoe in de war ze zich voelen. Alles is anders. ‘Ik voel me leeg en duf, ik mis mensen,’ zei iemand. En ook wel: binnen is het fijn. Stilte is fijn. De zon, de lente.  Maar vooral: hoe raar alles is. 

Nu is Pasen vieren altijd raar geweest. 

Opstanding, geloven in het leven, lijkt naïef, absurd. En precies daarom is het nodig. Omdat we bang zijn voor de dood en geloof nodig hebben in het leven en de liefde. Het is nooit anders geweest. Pasen is altijd gevierd in een wereld vol lijden en onrecht, en juist daarom werd het gevierd. Misschien voelen we het nu meer. Zit het ons nu dichter op de hielen. Of misschien was u al veel langer vertrouwd met die kant van het leven.

Er is een spirituele traditie binnen het Christendom waarin je eigen leven niet belangrijker is dan dat van een ander. Een waarin je als individu telkens onderdeel bent van een groter geheel, een bezield verband. ‘Wie wil geven wat hij heeft, die zal leven.’Je eigen leven is niet belangrijker dan dat van een ander. 

Ik denk aan een boodschap van Gerard van Mourik, een vriend van mij op facebook. Gerard is in Maiduguri, in het Noord-Oosten van Nigeria, in een kamp daar met mensen op de vlucht voor Boko Haram. De situatie is dreigend: twee miljoen kwetsbare vluchtelingen dicht bij elkaar, bijna zonder basale voorzieningen. 

Gerard zei: ‘In Abuja en Lagos honderden kilometers naar het zuiden verspreid Corona zich steeds verder. We proberen te voorkomen dat het hier komt, in de kampen. 
Vandaag ging het laatste KLM-vliegtuig. Dat betekent dat ik niet meer terug kan naar huis. Ik heb samen met mijn collega’s besloten om te blijven en te doen wat ik kan doen, hoe bescheiden ook. Om ervoor te zorgen dat mensen niet onnodig hoeven te lijden. 
Ik hou mijn hart vast en denk iedere dag aan jullie.’

Ik val daarvan stil.

En ook: zijn bericht vult me met een onverwachte vreugde. Alsof er van mijn hart een laag stof wordt afgeblazen, alsof ik midden in het donker op het leven stuit. Op stilte, liefde, op tederheid. 

Misschien kent u dat gevoel van plotselinge vrolijkheid, dat je kunt voelen nadat je in aanraking gekomen bent met donker, dood. Dat je daar in de diepte aan het licht komt wat er werkelijk toe doet. Alsof we onszelf vinden door onszelf te verliezen. 

Zo kan leven in volheid ook zijn. Gerard schreef over wat leven in volheid voor hem is: ‘delen wat ik kan en wat ik in me heb. Solidair zijn met mensen op de vlucht. Me daarover uitspreken. Voor ze opkomen.’

Jongeren zeiden: dat er uitkomt wat er in je zit, dat je de moed daarvoor hebt. En, wat daar op lijkt: leven zonder interne remmingen. Je lot vervullen. Of: opstaan uit de donkere aarde, naar het licht. En: vrienden, familie, dieren. Elkaar goed kennen. Kortom: in gemeenschap leven. 

Verbonden zijn met Jezus, dat betekent: gebroken zijn. Dat betekent: opstaan. Geroepen zijn te leven. 

De angst en vertwijfeling van de leegte en de volheid van het leven staan misschien niet tegenover elkaar. Als je durft te leven, zo, dat je je eigen leven niet boven dat van een ander stelt, kun je op een onverwachtse rijkdom stuiten.

Het is die manier van leven die we vieren. Niet omdat we er goed in zijn, maar omdat we ernaar verlangen.