Black Lives Matter – Dominicus

Toen ik een jaar of 10 was kregen mijn teamgenoten en ik allemaal een witte en een zwarte veter voor in onze voetbalschoen. Dat was als statement tegen racisme. Ik begreep niet waarom dat nodig was. Het was toch voor iedereen duidelijk dat racisme verkeerd is? 

Al wel eens eerder heb ik verteld over hoe ik blanco naar Israël en Palestina ging om wit terug te komen. Dat was een geleidelijk proces: eerst ontdekte ik dat ik als Nederlander in het oog van anderen daar niet per se uit een lief, neutraal, onschuldig land kwam. Ik kreeg zicht op mijn bagage. Hoe mijn blik bepaald was, dat ik blinde vlekken had ook. Dat ik ook een lichaam heb en dat ook dat betekenissen meedraagt – waarover ik zelf weinig te zeggen heb overigens. 

Belangrijk was een ervaring in een checkpoint waar een witte Zuid-Afrikaanse vriend, zelf opgegroeid binnen het systeem van Apartheid, vertelde hoe hij zichzelf herkende in de jonge Israëlische soldaat die onze paspoorten controleerde. Hij had het met hem te doen. 

‘Op een dag komt hij erachter dat hij onderdeel is van een gewelddadig en onrechtvaardig systeem’, zei hij, zoals hij daar zelf was achter gekomen, als student in Zuid Afrika. 

En toen zij hij tegen mij: ‘En op een dag komen witte Europeanen zoals jij erachter van welk systeem jullie onderdeel zijn.’ 

Dat is inmiddels meer dan tien jaar geleden. Er begon een leerproces dat tot op de dag van vandaag voortduurt, en waarschijnlijk mijn leven lang. Ik ben er dankbaar voor. Het geeft me een scherper zicht op mijzelf, op de wereld waarin we leven. Het heeft mijn contacten verdiept. 

Er zijn veel mensen geweest die me geholpen hebben in dat leerproces. Veel zwarte mensen ook. Ik ben hen dankbaar om hun geduld, waar ze veel van nodig hadden en nog wel hebben. En witte mensen met wie ik samen leerde. We deelden dat het vaak ongemakkelijk was, dat we ons onnozel en onhandig voelden. Dat we domme dingen deden. 

Gloria Wekker vertelde twee weken geleden over mensen die ze had gezien op t.v. bij een demonstratie in de V.S. – witte mensen. ‘Sorry it took me so long to show up’ stond er op hun spandoek. Sorry dat we er zo lang over deden op om dit toneel te verschijnen. 

Of zoals Aminata Cairo zei bij de demonstratie in de Amsterdamse Bijlmer:

‘Onderschat niet hoe moeilijk ons werk is. Dit werk wordt al honderden jaren gedaan. We zijn slechts opvolgers van hen die ons voorgingen en van hen die hun leven voor ons gaven. Jullie zijn hier en dat is betekenisvol.’

Zo is het. Het is de hoogste tijd.

Maar waar gaat het dan precies over? Voor wie nieuw is op dit toneel, kan het verwarrend zijn: er is een batterij aan terminologie om je eigen te maken: wit privilege, institutioneel racisme, hoe zit het, wat is het?

Dat leerproces is iets dat we delen als witte mensen. De een is wat verder dan de ander, maar allemaal moeten we over racisme leren door te luisteren, te lezen, zodat we begrijpen wat anderen aan den lijve meemaken. Zij hoeven het niet te leren. 

Er zit iets schrijnends in: dat de mensen die onrecht ervaren die hun pijn voorleggen aan de anderen. Dit is het. Zie het. Zo gaat het bij Me Too, en altijd zijn er mensen die het bagatelliseren. Of de schuld bij het slachtoffer leggen. 

Het minste dat wij in antwoord daarop kunnen doen is het leerproces aangaan. Niet meteen zeggen: ík ben niet racistisch. Ik heb die witte en zwarte veter niet nodig. 

Afgelopen weken deed het fragment uit de documentaire van Sunny Bergman weer de ronde waar eerst een witte en dan een zwarte man midden op de dag in het Vondelpark het slot van een fiets met kinderzitje probeert te slopen. U raadt het al: de witte man krijgt geen vragen, soms wel hulp, de zwarte man krijgt de politie op zich afgestuurd. 

Het punt is niet in de eerste plaats dat de mensen die de politie belden slecht zijn. Zo zouden wij misschien ook reageren. Het zegt meer over beelden die onbewust in ons leven dan over de slechtheid van de mensen in dat filmpje.

De confrontatie met racisme kan ook verwarrende gevoelens oproepen. Van ongemak, omdat je niet precies weet wat de codes zijn, omdat je dingen hebt gezegd die kwetsend bleken te zijn. Gevoelens ook van schaamte en ook schuld. 

Dat zijn geen gekke gevoelens. Ze horen er misschien wel bij. Zeker het ongemak probeer ik toe te juichen als ik dat voel. Het betekent vaak dat ik aan leren ben. 

Om schuld gaat het denk ik feitelijk niet – ook al kun je het we voelen. Niemand is schuldig aan de daden van voorouders. 

Dat is al te lezen bij Ezechiël. Daar vraagt de Levende zich af: waarom hebben jullie toch het spreekwoord: ‘de ouders hebben zure druiven gegeten, de kinderen hebben stroeve tanden?

We zijn verantwoordelijk voor onze eigen daden.

We kunnen wel onze verantwoordelijkheid nemen voor de hedendaagse gevolgen van de daden van die voorouders. Dat het wereldwijd voordeel biedt om wit te zijn en het je op achterstand zet als je zwart bent, is niet een gekke toevalligheid. Dat komt niet doordat mensen nu eenmaal vooroordelen hebben – ook al is dat wel zo. 

Racisme is een hiërarchie: dat witte mensen bovenaan staan, beter zijn. Het is bedacht, bewust, om kolonialisme en slavernij te verdedigen. En kolonialisme verspreidde het bijbehorende systeem van racisme over de wereld en dat heeft effect tot op de dag van vandaag. Het werd een structureel probleem, het zit in onze instituties. Zo duikt racisme op bij de politie, bij de belastingdienst, bij sollicitatieprocedures. 

In het christendom hebben we taal om dat te begrijpen: dat we geen losse individuen zijn, maar onderdeel van grotere verbanden en betekenissen die al bestonden toen wij ter wereld kwamen. Als je inzicht hebt in de grotere verbanden, kun je er verantwoordelijkheid voor nemen. 

En tegelijk is racisme ook een christelijk probleem: theologen, kerken, theologie – ze droegen eraan bij, ook hier in Nederland. In het kort: theologen voorzagen voor een deel in het ‘verhaal’ om de ideologie van slavernij te onderbouwen, bijvoorbeeld door het verhaal over Sem, Cham en Japhet uit te leggen alsof het gaat over zwarte mensen die worden gedoemd tot slavernij.

Juist omdat dit kwaad niet buiten ons zit, maar in onze hoofden en systemen, is het zo belangrijk dat we ons ertegen uitspreken. Niet om onszelf buiten het probleem te plaatsen, maar als intentie: ik verzet me tegen het racisme dat ook ik heb ingeademd en verinnerlijkt, dat mijn ogen gesloten houdt en mijn oren dicht.

Dit is niet voor het eerst dat er in de Dominicus over racisme wordt gesproken. Het is wel anders dat er nu wereldwijd en ook in ons eigen land door zoveel mensen wordt gedemonstreerd tegen racisme. Ik hoop dat het ook in deze gemeenschap die wij samen vormen zorgt voor nieuw elan in dit belangrijke en noodzakelijke gesprek.

Jullie, mensen van de Dominicus, zullen ook je eigen verhalen hebben over wat racisme betekent in jouw leven of in dat van familie, geliefden, vrienden – misschien verhalen van pijn, van schaamte, van gemengde gevoelens. Ook verhalen over andere vormen van uitsluiting. 

We luisteren – of zingen – zo ‘wat ik gewild heb’. Een lied dat ruimte geeft aan die emoties – voor wat ongezegd bleef en voor wat we misdaan hebben. En ook voor wat ons aangedaan werd. 

Ik hoop dat we die verhalen ook kunnen uitwisselen de komende tijd. Dat we van elkaar kunnen leren.

U weet dat ik me geroepen voel door de bevrijdingstheologie. Dat we allemaal bevrijding nodig hebben. Zoals Glenn Helberg zei: degene die ontmenselijkt, ontmenselijkt zichzelf. Bevrijding van racisme is bevrijding van die dubbele ontmenselijking.

We worden er meer mens van. En dat wens ik ons allemaal toe. 

Deze overweging is op zondag 21 juni gehouden in de Dominicus in Amsterdam. De dienst met bijdragen van Benjamin Coenen en Amma Asante is hier terug te luisteren.