Het is helaas niet zo moeilijk om voorbeelden te noemen van politiek waar waarden ver te zoeken zijn. Ten eerste het toeslagenschandaal. Een donatie aan een moskee kon zorgen dat je op de zwarte lijst van de Belastingdienst belandde. Frauderisico mocht worden ingeschat op basis van nationaliteit. Volgens staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst Marnix Van Rij is dat geen (institutioneel) racisme. Zo blijft de noodzakelijke reflectie op hoe het kan dat een overheidsinstantie zoveel mensen zo diep heeft geschaad uit. In de reacties op de Russische aanval op Oekraïne is nadrukkelijk wel sprake van waarden, maar selectief. In een parafrase van de woorden van Volkskrant-columniste Sheila Sitalsing: Je kan niet én van corruptie walmend geld langs je Zuidas laten stromen, én janken om Oekraïne. De beide voorbeelden laten zien dat het terrein van morele reflectie, het terrein van waarden dus, niet per se makkelijk terrein is voor politici.
Het is daarom belangrijk dat er plekken zijn als de LinkerWang waar ruimte en tijd wordt gemaakt voor reflectie op waarden. Misschien is een over diepere vragen als die naar de waarden die onder ons handelen liggen makkelijker te voeren door mensen die veel met levensbeschouwing bezig zijn. Ik denk óók wel eens dat mijn eigen levensbeschouwing, het protestantse christendom, de neiging heeft te denken dat wij automatisch aan de goede kant van de streep staan als het op waarden aankomt. Er is geen probleem, of christelijk denken is onderdeel van de oplossing, lijkt het soms. Dat bemoeilijkt reflectie op eigen waarden juist.
Op dit moment verdiep ik me, met een variatie op de term van Gloria Wekker, in het protestantse gezicht van witte onschuld. Ik wil dat onderzoek graag verbinden met het thema van deze dag. In een land als Nederland met een lange christelijke geschiedenis is christelijk denken ook vaak onderdeel van problemen die we als samenleving tegenkomen. Dat geldt denk ik ook voor de waardencrisis in de politiek.
Politieke macht en (protestants) christendom zijn in Nederland nog steeds verbonden. Dat uit zich ook in hoe waarden ter sprake komen. Ik noem een voorbeeld, van tijdens de corona-pandemie, september 2020. Ferdinand Grapperhaus die toen nog minister van Justitie was, knuffelde zijn bruiloftsgasten. Rutte, nog steeds premier, verdedigde hem met een beroep op de ‘Nederlandse waarden als mildheid en genade’. Natuurlijk is dat een christelijke referentie van een kerkgaande politicus die sinds 2010 premier is, met in de laatste twee kabinetten ook christelijke partijen CDA en CU. Rutte zet vaker waarden in als uitsluitend mechanisme. In 2017 zei de premier in een interview met het AD ‘ga weg als je Nederlandse waarden afwijst, en normaal doen is de norm die we moeten uitdragen’. Rutte heeft wel waarden, maar de kern ervan is dat ze anderen – buitenstaanders – normeren en de eigen kring excuseren.
Op een vergelijkbare manier worden in de Nederlandse politiek waarden als tolerantie en vrijheidsliefde die typerend zouden zijn voor de Nederlandse samenleving ingezet. Ondanks het Nederlandse seculiere imago grijpen politici in zulke gevallen graag terug op het christendom, of de joods-christelijke traditie, als bron van identiteit. Historisch gezien is de specifieke Nederlandse tolerantie (ook) geworteld in onze koloniale geschiedenis. De bureaucratische en theologische onderneming om de protestantse kerk zoveel mogelijk exclusief te maken in de koloniale context maakte een zekere mate van tolerantie noodzakelijk. In de katholieke kerk werd iedereen gedoopt en daarmee onderdeel van een gedeelde identiteit. Voor de protestantse inwoners van de Republiek was vrijheid verbonden met hun protestantse identiteit. Dat maakte hen huiverig om koloniale onderdanen en tot slaaf gemaakten te dopen. Protestantse identiteit bleef daarom lange tijd behoorlijk exclusief, en dat maakte tolerantie ten opzichte van andere tradities noodzakelijk. Tolerantie komt dus ook voort uit de behoefte om de eigen protestantse Nederlandse identiteit exclusief te houden. Katharine Gerbner laat in haar boek Christian Slavery zien hoe witheid als exclusieve categorie zich ontwikkelde vanuit het idee van protestant supremacy.
Met deze kleine historische kanttekening bij waarden die als heel Nederlands worden gezien, wil ik niets afdoen aan het belang van een waardengedreven politiek. Ik wil wel wijzen op twee dingen. Ten eerste wordt een beroep op waarden – welke dat ook zijn –pas geloofwaardig als die waarden niet ahistorisch worden ingebracht, als boven de tijd hangende grootheden. Waarden moeten juist worden voorzien van context. Pas als je kunt begrijpen hoe in jouw eigen context – van je land, je geloofstraditie, je politieke traditie – een bepaalde waarden vorm heeft gekregen, en voor wie, hoe diezelfde waarde misschien ook met voeten is getreden, of ingezet om anderen te marginaliseren of de eigen superioriteit te bewijzen, is het mogelijk om geloofwaardig een nieuwe inhoud te geven aan die waarde.
Ten tweede wil ik wijzen op de steeds terugkerende neiging om waarden niet inclusief te denken, maar juist exclusief. Alsof sommige mensen – tegenwoordig vaak moslims – niet in staat zouden zijn zich bepaalde waarden eigen te maken, terwijl anderen die waarden juist van nature dicht bij hun hart dragen. Linda Polman beschreef in haar boek Niemand wil ze hebben hoe verbijsterend het is dat Europa als waardengemeenschap blijft functioneren als ideaal, hoezeer uit ervaringen uit het verleden en heden ook blijkt dat Europa vanaf het begin van het ontstaan van dat ideaal alleen maar beperkt geloofde in gelijkheid, en haar ogen sloot voor de werkelijk bestaande vormen van ongelijkheid, zoals racisme. De idealen van democratie en gelijkheid blijven kennelijk even krachtig verbonden aan het idee van Europa.
Waarden zijn nodig om te ontsnappen aan enkel maar directe belangen en opportunisme, ook in de politiek. Zodat een politicus kan uitleggen dat een maatregel die op de korte termijn pijnlijk is, maar op de lange termijn noodzakelijk, toch genomen moet worden – bijvoorbeeld vanwege de ecologische ineenstorting die ons te wachten staat. Waarden zijn in een gemeenschap zo belangrijk omdat mensen zich kunnen verzamelen rond gedeelde waarden. Waarden zijn, anders dan bijvoorbeeld etniciteit of religieuze identiteit, bij uitstek niet exclusief. Een probleem is alleen dat waarden historisch gezien en ook nu weer gedacht worden als iets dat ons onderscheidt van anderen – met daaraan gekoppeld het idee dat wij als waardenkampioenen onze inzichten en beschaving over de wereld moeten verspreiden.
Witte onschuld heeft in Nederland een protestant gezicht, zei ik al. Zo kan het dat vrijheid, tolerantie en democratie worden gepresenteerd als de seculiere vruchten van onze joods-christelijke wortels. Onze collectieve identiteit lijkt vaak nog gebaseerd op het idee dat we een onschuldig, tolerant land zijn. De kinderen van Moria en de slachtoffers van de toeslagenaffaire lijken weinig in staat te zijn een deuk te slaan in dat zelfbeeld, alsof zij er niet werkelijk toe doen.
Een beroep op waarden is alleen geloofwaardig als die waarden niet a-historisch worden ingebracht, maar juist worden voorzien van context. Pas als je kunt begrijpen hoe in jouw eigen context – van je land, je geloofstraditie, je politieke traditie – de waarden met voeten zijn getreden, zijn ingezet om anderen te marginaliseren of de eigen superioriteit te bewijzen, is het mogelijk om geloofwaardig inhoud te geven aan die waarde.
Bijdrage aan het symposium Naar een waardengedreven Politiek georganiseerd door De Linker Wang, april 2022 in Utrecht.