Ik ben dol op onvervaarde onverzettelijkheid, vooral als het zich richt tegen dingen die smeken om verzet, waaronder die protestantse uitwassen zelf. Ik heb daarvan een inspirerend voorbeeld.
In Gramsbergen, het dorp van generaties voormoeders en -vaders, was een zwembad gebouwd. Dat leidde ongetwijfeld tot allerlei penibele situaties rond kleedruimtes en gepaste kledij, en ook tot de brandende kwestie van de zondagsopening. De gereformeerden uit het dorp waren natuurlijk tegen. Er moest gestemd worden en een patstelling dreigde, ware het niet voor het doorgaans gedecideerde geluid van mijn opa Gait, boer en gemeenteraadslid voor de ARP (‘kleine luyden!’). Niet dat het hem werkelijk aanging, want oma Janna, de kinderen en Gait zelf wasten zich eenmaal per week in de tobbe en de Vecht stroomde achter het huis.
Maar opa vond, soeverein, verstandig en heel protestants, dat zijn religieuze bezwaren geen enkele andere Gramsbergse zwemlustige in de weg zouden mogen staan. Principieel, maar niet klein van geest, en niet bang om alleen te staan.
Chapeau, opa Gait, met complimenten van uw kleindochter.
Deze column verscheen op de website van de Protestantse Kerk Nederland in de serie ‘Protestant zijn’.