Een roze fiets

Maria wijst altijd op Jezus,’ tweette Jan Jaap van Peperstraten, een bekende Twitter-priester. En zo is het in de Bijbel en in de christelijke traditie. Een vrouw bestaat niet voor haarzelf, maar om nageslacht te baren. Een moeder bestaat voor haar kinderen.

Nu ben ik zelf zwanger en het blijkt een van de meer beklemmende ervaringen met vrouw-zijn die ik in mijn leven heb opgedaan. Ik ben bijbelwetenschapper. Ik schep nieuwe werelden uit oude woorden, ik verbind die rare, schunnige, mooie verhalen uit de Bijbel met die van mij en van deze tijd. Maar wat er nu gebeurt is scheppen zonder controle. Ik lijk er buiten te staan, ook al gebeurt het dan in mijn binnenste. Ik geef leven, ja, maar het voelt als een capitulatie.

‘Geniet van deze bijzondere tijd!’, wenst iemand me hartelijk toe als ik me afmeld voor een vergadering omdat ik kotsmisselijk ben en uitgeput. Maar voorlopig geniet ik niet. Ik voel me alsof een indringer zich in mijn lichaam heeft gevestigd. Ik lijk een vreemde in dit lichaam, waarvan ik met vallen en opstaan heb leren houden. Tot voor kort was mijn aanwezigheid hier vanzelfsprekend, nu lijk ik een huishoudster, getolereerd in een klein tochtig kamertje zolang ik zorg dat de boel draaiende blijft, zolang ik eten op tafel zet, de nieuwe baas (m, v, x) in huis tevreden hou.

Inderdaad, ik ben een vrouw en zwanger, ik doe wat van mij verwacht wordt: ik zal een kind baren. U weet, witte Nederlandse vrouwen moeten baren. Opdat ons land zal voortbestaan. Tenminste 2,1 kind per Nederlandse baarmoeder, volgens Jan Latten, demograaf. Je lichaam is niet van jou. Het staat ten dienste van de samenleving. Het is niet enkel in christelijke traditie dat vrouw-zijn en moederschap grotendeels samenvallen.

Ik heb nooit naar een kind verlangd als was het mijn bestemming. Als meisje droomde ik niet van baby’s. Mijn dromen waren meer oningevuld, ze waren een richting, een intuïtie, van werelden die ook moesten bestaan. Ik heb lang een jongetje willen zijn. Omdat ik voelde dat het me meer vrijheid zou geven in het conservatieve christelijke dorp waar ik opgroeide. De dingen waarvan mijn intuïtie ingaf dat ik ze wilde doen, werden vooral door mannen gedaan. Ik was trots op mijn sterke, harige voetbalbenen. In het dorp zag ik soms een man op een roze vrouwenfiets. Hij leek me een teken, ook al wist ik niet precies waarvan. Ik droomde van mezelf in andere vormen, ruimer en anders dan beperkte opties die ik om me heen zag. Het kostte tijd voordat ik manieren vond om me in dit vrouwelijke lichaam thuis te voelen. Het hielp niet dat het lichaam van een vrouw nooit van haarzelf is. Anderen hadden altijd meningen: of mijn buik te dik was, dat ik niet genoeg glimlachte – nog voor ik ook maar de puberteit had aangeraakt.

Het is  niet dat mijn leven leeg zou zijn zonder kind, dat een kinderloze oude dag me schrik aanjaagt. Enger vind ik het nabije heden met een behoeftige, afhankelijke zuigeling. Ik ben altijd huiverig geweest voor hoe moederschap me zou opslokken. Ik meen het te herkennen in de opluchting waarmee sommigen reageren op het nieuws van mijn verwachting: iets van tevredenheid of opluchting misschien, dat ik me gewonnen geef aan de diepere patronen van het leven. Het is een afgezwakte vorm van wat een man ooit tegen me zei. Ik dacht dat we het hadden over hoe het is om te leven, hij zei: ‘ach, krijg gewoon kinderen, je bent toch een vrouw, dat is wat je gelukkig maakt.’

Niet dat mijn wens om een kind te krijgen niet oprecht is. Maar het is, zoals zoveel in het leven, niet onaangevochten ‘Alles gaat veranderen!’ roepen andere mensen, ouders, zowel waarschuwend als opgetogen over wat zij weten en ik nog niet. Het jaagt me angst aan. Ik heb moeite gedaan mezelf tevoorschijn te roepen uit verlegenheid, uit opgeslotenheid, uit Gereformeerdheid, uit braafheid.

Nu ben ik bang dat ik alsnog in een voorgeprogrammeerde rol val. Dat het niet alleen de maatschappij is die wat van me verwacht, maar dat het ook mijn lichaam is dat me verraadt. Hier, je rol ligt klaar, of je nu wilt of niet.

Word ik nu alsnog, witte, cis-gender, hetero vrouw in stabiele relatie, genadeloos ingekapseld in de status-quo? Ik lees van een moeder die schrijft dat het moederschap voor haar betekende dat zij afgebroken werd. Ze moest zichzelf weer opnieuw opbouwen, in een andere vorm. Ik ben alleen nog maar drie-en-een-halve maand zwanger en nu al mis ik mezelf.

En  toch. Ik weet niet wat er komt en dat is een geruststelling. Het kind dat ik was, leefde vol verwachting. Het is waar: ik ben teleurgesteld in hoe dwingend hokjes zijn, hoe moeilijk het is om vrijheid vorm te geven, hoe sterk de tegenkrachten zijn. Maar er hebben zich nieuwe werelden geopend die ik destijds niet had kunnen bevatten. Het leven klopt en vloeit onder wat ‘nu eenmaal is zoals het is’, ook in mijzelf. Er is dat kind, dat zich in mij vormt, dat een deel van mij overneemt, en zich ook weer uitbreken zal. Dat zich buiten mij zal bewegen, vreemd en vrij, en werelden zal openen.

De Bijbel begint met scheppen dat in feite scheiden is: ‘en zij scheidde de hemelen van de aarde’. Misschien bestaat het leven wel uit steeds opnieuw scheppen, en dus ook uit steeds opnieuw scheiding aanbrengen. Scheiden van dat wat je was, en overgaan tot iets nieuws. Nieuw terrein betreden, nog onontgonnen.

verschenen in: OMG It’s Me, Claudette van de Rakt 

 

Leave a Reply