Opstandig Lichaam

Pasen. Feest van een dode die opstaat, een feest van uitersten – licht en donker, dood en leven, tederheid en haat, lichaam en geest. Geen succesverhaal, maar een tegenverhaal, dat wij aan elkaar doorvertellen. Een feest van opstandige lijfelijkheid. Protest vanwege alle lichamen die niet mee doen in deze wereld, omdat ze te arm zijn, te dik, te dun, niet wit genoeg, niet gedekt door een geldig paspoort, voorzien van de goede opleiding of bekleed met de juiste religie. Een aanklacht tegen afgeschreven lichamen, die we vieren zolang we bij stem zijn en adem hebben in ons lijf. 

Waarom die nadruk op lijfelijkheid? Omdat wij, denk ik, nog steeds omringd worden door veel lichaamsvijandigheid. En omdat dat met Pasen te weinig aan de orde komt, terwijl kruisiging en opstanding toch nogal evident lijfelijke aangelegenheden zijn. 

 Kent u dat gevoel van plotselinge vrolijkheid, dat je voelt nadat je in aanraking gekomen bent met donker, dood, haat. Alsof er van je hart een laag stof wordt afgeblazen, alsof je midden in de dood op het leven stuit. Op stilte, liefde, op tederheid. Alsof we onszelf vinden door onszelf te verliezen. 

 Mijn lichaam is het niet, dat verdrinkt, gedood wordt, geschonden in deze dagen waarin zoveel lichamen het onderspit delven. Maar die ervaring ken ik wel: dat je naar beneden ging, de grip verloor, de angst, voelde en daar toen stuitte op iets hards. En dat was: verdomme, ik leef toch. Die opstandigheid en veerkracht hebben met opstanding te maken. Het is iets fysieks, het gebeurt in je lijf. Ik koppel dat aan het moment tussen donker en licht, tederheid en haat, dood en opstanding. 

Zoals toen je een kind was, en van de hoge duikplank moest, voor het eerst. Het moment dat je wist dat je ging springen, maar je lichaam nog bewegingsloos stond, hoog boven het water op de plank. Dat gevoel, die overgave.

 Lichamen zijn elke dag overal. Ze zijn prominent aanwezig in reclames, ze hangen uitvergroot, opgepoetst en geïdealiseerd op posters in abri’s. Zo was er nogal wat ophef over een advertentie van een pakkenwinkel – ik zal de naam niet noemen: een groot, glad, uitdagend, vrouwenlichaam dat door kleine bepakte mannetjes als speeltuin werd gebruikt. Zijn dat de lichamen die we willen zijn? Glad, perfect, maar contactloos, zielloos.

Hoe anders zien we lichamen dagelijks in het nieuws: verdronken, opgeblazen, onthoofd, gemarteld.

Het opgehemelde lichaam dat om aandacht schreeuwt, en het verworpen lichaam, waar niemand om geeft zijn twee uitersten. Beide zijn vijandig ten opzichte van ons lichaam zoals het is, zoals wij allemaal lichaam zijn en waarmee we het in het leven moeten rooien – niet gaaf, niet perfect, niet onaantastbaar, maar kwetsbaar, en op zoek naar geborgenheid. 

 De christelijke traditie heeft een moeizame relatie met lichamelijkheid. Lichaam en ziel worden vaak tegen elkaar uitgespeeld. Het onvoorspelbare lichaam met z’n lust en begeerte, het vrouwelijk lichaam in het bijzonder, wordt argwanend bekeken. Lichaam is verval, corruptie, zonde, of op z’n best broeder Ezel. De ziel, de geest, dat is christelijk werkterrein bij uitstek. Maar lichaam en ziel horen wezenlijk bij elkaar. Ook het lichaam heeft een geheugen. De functies van voelen en denken en herinneren en weten zijn met elkaar verweven. Zenuwen bouwen een pijngeheugen op, darmen denken, voeten weten. Traumatische ervaringen kunnen van generatie op generatie worden doorgegeven. Daarbij komt dat het lichaam ook in de christelijke traditie een hoofdrol speelt. Pasen draait om een lichaam, dat van Jezus, en hoe dat geschonden, onteerd en gepijnigd wordt, en tegelijk opstandig is, geliefd en gevierd. Pasen kan ons aanzetten tot meer respect voor onze eigen lichamen en dat van anderen. 

Gelukkig is er biedt de rijke en diverse christelijke tradities ook andere houdingen ten opzichte van lichamelijkheid.  Er is een schilderij van Maerten van Heemskerck, uit de 16e eeuw. Afgebeeld is Jezus die zich ergens tussen kruis en opstanding bevindt – op de duikplank zeg maar, tussen licht en donker. Van Heemskerck beeldt Jezus af met, zo te zien, een erectie. O, denkt u wellicht, moet dat nou? Om eerlijk te zijn vind ik het een bevrijdend beeld, een heilzaam tegenverhaal voor de lichaamsvijandigheid van andere christelijke tradities en afbeeldingen in de abri’s. Volgens mij is dit geen beeld van dominante mannelijke potentie, met de wereld als speeltuin. Ecce homo, staat er bij. Zie de mens. Hoe moeten we ons de opstanding voorstellen? Van Heemskerck zegt met zijn schilderij: alles doet het weer. Niet als pornografisch plaatje. Geen lichaam om te idealiseren, maar een lichaam dat er toch nog is, en waar waarachtig ook nog plezier valt te beleven.

 Tegelijk is Jezus aan het kruis een een ongewenst en gemarteld lichaam. Het lichaam van een Judeëer, dat te gevaarlijk werd voor de Romeinse bezetter. De boodschap van die bezetter met de straf van de kruisiging was: jullie lichamen zijn in onze handen, de Romeinse macht over jullie is absoluut. Opstandelingen zoals Jezus met zijn visioen van een andere wereld voor zich zien – bevrijding, gerechtigheid – smoren we in de kiem. Die hangen we te kijk op een heuvel, zodat iedereen ziet hoe machteloos jullie zijn.

 Nee, zeggen de volgelingen van Jezus, wij zijn niet machteloos. Wij nemen ons verhaal in eigen handen, en vertellen het verder. En het werd is een herkenbaar verhaal geworden voor talloze verschoppelingen op aarde: dwaze moeders in Argentinië herkenden het lege graf, de angst dat het lichaam van de geliefde niet alleen dood is, maar ook verdwenen. Tot slaaf gemaakte, onderworpen mensen herkenden hoe hun lichamen tot speelbal werden in de handen van machthebbers.

En in zoveel landen herkennen nog altijd transseksuelen, lesbiennes, homo’s zich er in: hoe hun lichamelijke relaties ongewenst zijn en verdacht gemaakt worden, en bloot gesteld aan geweld.

Allemaal voelden ze dat het noodzakelijk is hun eigen verhaal te vertellen, zelf, in het gezicht van de macht, een tegenverhaal. Nee, wij zijn niet schuldig, nee, het is niet beter als wij verdwijnen en onzichtbaar zijn is niet waar. De macht van de bezetter is nooit absoluut, zegt het tegenverhaal. Sommige verhalen moeten nog gemaakt: wat is opstanding in Brussel? In Ankara? In het vluchtelingenkamp?

 De Palestijnse dichter Mahmoud Darwish schreef:

 Over de mens

 Ze snoerden hem de mond

En ketenden hem

Ze noemden hem een moordenaar.

Ze namen hem zijn eten af,

Zijn drinken en zijn kleren

En stopten hem in de dodencel

Ze zeiden: je bent een dief!

Ze lieten hem binnen

in geen van hun havens

En namen hem zijn geliefde af.

Ze zeiden: je bent een vluchteling!

Maar luister, jij

met je bloedende ogen en handen:

Je nacht loopt ten einde

De ondervragingen zullen

niet eeuwig duren

En ook de ketenen houden het niet.

Nero is dood, Rome leeft.

De graankorrel zal sterven

Maar de vallei zal vol koren staan.

 Nero is dood, Rome leeft. Dictators sterven, het volk blijft. Dat is een opstanding, steeds opnieuw.

 We vieren met Pasen niet de verrijzenis van het lichaam als ideaal, in abri’s geplakt, opgepoetst, nagenoeg perfect, maar de dagelijkse lijfelijkheid van opstaan ondanks alles, jezelf herpakken, in het diepe springen.

In de ruimte tussen donker en licht, dood en opstanding vindt het tegenverhaal z’n oorsprong. Het is al begonnen. Merk je het niet? Je merkt het al, zodra je de worsteling aangaat met je eigen pijn of verdriet.

 De zwarte, lesbische dichteres, denker en activist Audre Lorde sprak over poëzie als een plek in de diepte, waar kracht en creativiteit huizen, waar zich laat uitdrukken wat nog naamloos en vormloos is, maar zich al wel roert en laat voelen. Bij Lorde is poëzie opstandig, een zoektocht naar wat het betekent dit lijf te zijn, hier, nu. Het is een activiteit niet alleen van ons hoofd en brein, ook niet droom of visioen alleen, maar een ruimte waarin we het geraamte opzetten van een andere, vrijere, gelijkere wereld, een beter en rechtvaardiger leven. Poëzie is geen luxe, maar een noodzaak, zei ze.

Een noodzaak voor mensen zoals wij, die gehecht zijn aan dat tegenverhaal van die opstandige Judeeër met wie het nog lang niet afgelopen is.

2 comments

  1. Bestaan

    Ik ben van
    echo van kanonnen
    en van verwarring
    niet te weten hoe

    ik ben van
    naasten vrienden
    vol ontferming en van de
    Man die als een lam geslagen werd

    ik ben van
    verzoening en
    angstvalligheid
    van aarzelend dan toch weer op te staan

    ik ben van
    adem vreugde rode wijn
    van velden vol van koren
    en van besef ooit niet meer hier te zijn

    © Sjoerd Stellingwerf

    Beste Janneke, Dank voor je doorwochte woorden. Ze raken me. Na je artikel in Trouw, n.a.v. jouw aanstelling als ‘ theologe van het vaderland’ je naam aangeklikt. Bijgaande schreef ik, gelovige, dichter en oud-schaapherder en in dat alles ook PTSS-lijder. Graag vertrouw ik het je toe. Me dunkt, in goede handen. Mazzel en broche op je leven!

    Sjoerd Stellingwerf

Leave a Reply